Voorbeeld 1)
Wolter is een kandidaat die bijna klaar is met zijn opleiding Voedingstechnologie en met hem ga ik in gesprek over de mogelijkheden die hij heeft. Ik bevraag hem uitgebreid hoe hij zijn studie heeft doorlopen, wat hij aan bijbaantjes gedaan heeft en waar de knelpunten in zijn studie hebben gezeten. Op deze manier krijg ik een goed beeld van hem. Wolter is een praktische jongen, maar ook een diepe denker die graag het naadje van de kous wil weten.
Over zijn afstudeerstage vertelt hij enthousiast hoe hij, bij een grotere bierbrouwer, zijn project gedaan heeft. Hij geeft blijk van verantwoordelijkheid, maar ook van interesse in meer en ook in de samenhang van dat gedeelte waarin hij werkt.
Ik vraag hem of hij hier fulltime aan de slag zou willen. “Nee, ik zou er niet willen werken”, zegt hij spontaan. We zoeken samen uit hoe dit nu kan. Enerzijds is hij enorm enthousiast over zijn project bij dit bedrijf, maar anderzijds wil hij hier toch niet aan de slag. Uiteindelijk blijkt dat de sfeer binnen het bedrijf helemaal niet bij hem past. “Iedereen werkt daar zeer individueel en zelfstandig”, en dat past niet bij het sociale profiel van Wolter. Hij wil graag sparren, overleggen (niet te veel) en in een team betrokken zijn. Ondanks dat het werk op zichzelf erg leuk is, past het werken op een ‘eilandje’ hem niet.
Zo blijkt maar weer dat een baan aanmerkelijk meer is dan alleen het uitvoeren van een klus.